Marco Daane
Marco Daane (Vlissingen 1959) is schrijver. Hij houdt zich bezig met literatuur en cultuur, maar schrijft en blogt ook over bier
Met de veelzijdigheid en diversiteit van bier heb ik al vroeg kunnen kennismaken. Ik kom uit Walcheren, en daar, zo dicht bij België, was in de jaren zeventig al volop bier uit dat land verkrijgbaar: ‘trappist’ van het vat (meestal gewoon Leffe of Grimbergen…) en nectars op fles als Duvel, Gouden Carolus of Westmalle.
Toen ik later in Den Haag woonde en studeerde, bezocht ik af en toe de Wijn- en Bierboutique aan de Leyweg, een van de eerste (grote!) bierspeciaalzaken van ons land. Eigenaar Ed van Nisius haalde talloze klassieke en ook minder bekende buitenlandse bieren in huis. Het is de beste leerschool voor iemand die bier wil doorgronden. Net als pubsafari’s in Engeland. Tijdens vakanties daar leerde ik de op het vat gerijpte, met een handpomp getapte caskales kennen, vooral de onovertroffen bitter en mild ales. Het werd liefde voor het leven, omdat ik hecht aan traditie, vakmanschap en subtiliteit.
Ondertussen volgde ik ook de langzaam ontwakende nieuwe Nederlandse bierwereld op de voet, op papier en in het glas. Dat was aanvankelijk niet altijd een genoegen. Het was in de jaren tachtig vallen en opstaan voor de eerste ‘ambachtelijke’ brouwers. De ontwikkelingen in de huidige eeuw waren (en zijn) dan weer duizelingwekkend. Ineens doken er ongelooflijk goede Nederlandse bieren en brouwerijen op. Het eerste glas Ruby van Oersoep in 2013 (een frambozenbier dat niet meer bestaat) was voor mij hét kippenvelmoment van die beweging en staat in mijn geheugen gegrift.
Ook mijn uitgeverij werd door dit virus bevangen. ‘We zouden zo graag eens een boek over bier uitgeven,’ gaven ze daar te kennen. Niet veel later was ik er zelf aan begonnen. Ik dacht een boek te gaan schrijven over de moderne biercultuur en wat daaraan was voorafgegaan, maar het liep anders. Al snel ondervond ik dat er niet of nauwelijks literatuur bestond over de Nederlandse biergeschiedenis. Toen besloot ik het roer om te gooien en die geschiedenis zelf te gaan schrijven. In 2016 verscheen Bier in Nederland. Een biografie. Dat had ik anno 1975 in de Vlissingse en Middelburgse kroegen toch niet zien aankomen…
Eén bepaald bier als persoonlijke favoriet aanwijzen is niet eenvoudig. Er zijn gemakkelijk doordrinkbare ‘sessie’-bieren, van pilsener tot porter, en wat zwaardere ‘geniet’-bieren, van bock tot barleywine. Die twee hoofdstromen moet je dus vergelijken, één ervan kiezen en dan daar weer een bier uit aanwijzen.
Uiteindelijk is bier voor mij in de eerste plaats toch een drank voor álle gelegenheden, van de vroege middag tot de late avond. Een echt goed bier zal dus bij al die gelegenheden passen en smaken. Het moet daarom niet té sterk zijn, maar mag best pit hebben; en het zal verfrissend en dorstlessend zijn na een dag hard werken, maar ook ontspannend en rustgevend op een later tijdstip.
Eén bier met deze eigenschappen komt van een traditionele brouwerij, die zich volkomen heeft opengesteld voor de nieuwe ontwikkelingen. Ook in dit bier komen die samen. Het is een lager, dus familie van de pilsener die deze brouwerij al minstens een eeuw brouwt; maar een moderne lager, met een uitgekiende combinatie van hopsoorten én drooggehopt, zoals bij de beste IPA’s. Het resultaat, vooral door die buitengewoon geslaagde hopcocktail, is een rijk en kruidig, zelfs wat peperig bier; met volop frisheid en kloekheid, en met voldoende body om een voldaan gevoel achter te laten. Het verveelt nooit, zoals het een moderne klassieker betaamt. Ik heb het dan ook altijd in huis: Ur-Hop van de Gulpener Bierbrouwerij.